Warmte/hittegolven: vaker en heftiger

Deze zomer telde twee “landelijke” hittegolven. Dat betekent dat er op het KNMI hoofdstation De Bilt twee keer aan de definitie van een hittegolf werd voldaan, namelijk begin juli en in augustus. Vooral bij die van begin juli was de aangevoerde lucht bijzonder warm (zie weerkaart). In Zuid-Limburg werd het op 2 juli zelfs 39.0 graden.

Of zo’n hittegolf echt als belastend wordt ervaren hangt vooral af van de duur van de hitte, het gaat er niet alleen om of het buiten warm is maar ook of onze (steeds meer geïsoleerde) huizen onaangenaam warm worden. En komen die hittegolven in een warmer klimaat nu duidelijk vaker voor? In dit artikel wil ik dat op een iets andere manier benaderen door niet (alleen) naar hittegolven maar vooral naar 5-daagse warmtegolven te kijken.

GFS analyse voor 2 juli 2025, 00GMT (het hoogtepunt van de 1e hittegolf dit jaar)

Definities hittegolf/warmtegolf

In Nederland spreekt het KNMI over een hittegolf wanneer:
– er een reeks van tenminste 5 aaneengesloten zomerse dagen (maximumtemperatuur 25 graden of hoger) voorkomt
– er in die reeks tenminste 3 tropische dagen (maximumtemperatuur 30 graden of hoger) gemeten zijn; die tropische dagen hoeven niet aansluitend te zijn.

De hittegolf is regionaal wanneer één (of meer) van de KNMI stations aan bovenstaand criterium voldoen. De hittegolf is landelijk als De Bilt zelf aan het criterium voldoet. In de praktijk zien we vaak op >50% van de KNMI stations een hittegolf als De Bilt zelf ook een hittegolf heeft. Vanaf 1901 tellen we 32 landelijke hittegolven.

In andere landen hanteert men andere definities van een hittegolf. In Zuid-Europa bijvoorbeeld moet het een aantal dagen warmer dan 35 graden zijn, in Schotland tellen 3 opeenvolgende dagen van 25+ als hittegolf.
Maar het kan nog anders. Kijken we nogmaals naar de Nederlandse definitie, en vullen we wat getallen is, dan is de minimale hittegolf er eentje met 2 dagen van 25.0 graden en 3 dagen van 30.0 graden; de gemiddelde maximumtemperatuur Tmax5 over die 5 dagen is dan 28.0 graden. Het aardige is dat je dus ook kunt kijken naar het voorkomen van reeksen van 5 dagen met een gemiddelde Tmax van tenminste 28.0 graden. Om deze zo goed mogelijk te kunnen vergelijken met een hittegolf geef ik een warmtegolf de volgende definitie:
– er is een reeks van tenminste 5 aaneengesloten zomerse dagen (maximumtemperatuur 25 graden of hoger)
– er is in die reeks tenminste één dag met een Tmax5 van 28.0 of hoger, zulke dagen hoeven niet aansluitend te zijn
– de warmtegolf begint vier kalenderdagen voordat de Tmax5 voor het eerst tenminste 28 graden haalt.
Het laatste criterium voorkomt dat een lange reeks van niet-echt-warme zomerse dagen meetelt bij de warmtegolf. Om een Tmax5 van 28 graden te halen moet er echt een flinke warmteproductie van (bijna) tropische dagen aan vooraf gaan.

Warmtegolven en hittegolven, analyse 1901-2025

Warmte/hittegolven 1901-2025 te De Bilt (zie uitleg hieronder)

Van 1901-heden heb ik vervolgens de warmtegolven bepaald aan de hand van de dagelijkse in De Bilt gemeten maximumtemperatuur. We vinden ze terug in bovenstaande figuur. Warmtegolven worden daarin gekarakteriseerd door de hoogste Tmax5. Blauw zijn alleen warmtegolven, oranje zijn (ook) hittegolven. Van de hittegolven staat ook die hoogste Tmax5 vermeld.

Een warmtegolf hoeft geen hittegolf te zijn: Tmax5 kan 28+ zijn zonder dat er 3 tropische dagen voorkomen. In de praktijk zien we dat pas bij een Tmax5 >29.5 graden bijna alle warmtegolven een hittegolf zijn (zie figuur). Alleen in 1947 en in 2010 was er een nog intensere warmtegolf die toch geen hittegolf werd (er waren maar 2 tropische dagen en dus één te weinig).
Andersom kan een hittegolf langer duren dan een warmtegolf. Bij een hittegolf tellen alle zomerse dagen van de reeks mee, ook als veel aanloopdagen “maar” 25-27 graden zijn.

Waarom zou je nu in plaats van naar hittegolven naar warmtegolven kijken? Ten eerste vanwege de warmteopbouw in huis, een reeks van 5 dagen met gemiddeld een maximum van 28 graden maakt het in huis echt al een stuk warmer. Ten tweede zijn het er méér, dus kun je er betrouwbaarder het effect van klimaatverandering mee meten. Dat zien we in bijgaande tabel waarin ik alle warmtegolven vanaf 1901 (80 stuks) ingedeeld heb in blokken van telkens 25 jaar.

Tabel met aantallen warmte/hittegolven per periode van 25 jaar


Dat er van 1926-1950 méér warmtegolven (en méér hittegolven) zijn dan van 1951-1975 berust op toeval en wordt veroorzaakt door de 4 (!) warmtegolven van 1947. Zou je kijken naar 1921-1945, dan zien we geen 13 maar 9 warmtegolven; 1946-1970 zou er dan geen 10 maar 13 hebben.
Geen toeval is het dat het aantal warmtegolven van 1951-1975 naar 2001-2025 stijgt van 10 naar 32! Ook het aantal meer intense warmtegolven, bijvoorbeeld van 29+ graden, stijgt sterk.

Meer en heftiger

Bij het noemen van het aantal hittegolven (of het uit dezelfde temperatuurdata afgeleide aantal warmtegolven) kunnen we niet om de “homogenisatie” heen. Men heeft op het KNMI-terrein voorheen op een andere wijze (en op een iets andere locatie) gemeten. Daarvoor is de meetreeks gecorrigeerd, de periode 1901-1925 en 1926-1950 telt na de correctie minder hittegolven. Maar de stijging in de meer homogene drie laatste 25-jaar perioden is evident en sterk. De klimaatverandering zien we in ons land juist op de heetste dagen!  
In de figuur bovenaan zien we dat ook: de hoogste Tmax5 stijgt van 31,54 graden (hittegolf 1911) naar 34,36 graden (hittegolf 2019). Er komen dus niet alleen vaker warmte/hittegolven, ze worden ook heftiger.

Duren de warmte/hittegolven ook langer? Deze vraag is lastig te beantwoorden. Het hangt nogal van toeval af (een enkele minder warme dag, waarop de temperatuur de 25 graden niet haalt, doorbreekt immers de reeks) of we twee warmtegolven of juist één lange warmtegolf in dezelfde zomer vinden. Zo duurde de hittegolf van 1975 welgeteld 18 dagen, die van 2018 zou 23 dagen hebben gehaald als ook de 28e juli een zomerse dag was geweest.

Tenslotte

Alle individuele warmte/hittegolven zijn deels toeval omdat ze sterk afhankelijk van de gebruikte definitie. Mag er één zomerse dag ontbreken (nu moet de reeks aaneensluiten), zijn 2 intens hete (35+ dagen) in plaats van 3 marginale 30+ dagen ook voldoende (nu niet). Moet je ook kijken naar de gemiddelde etmaaltemperatuur omdat warme nachten flink bijdragen aan de warmteopbouw in een huis? Is een warmte/hittegolf ook maatschappelijk van belang als deze maar 4 dagen duurt?

Ongeacht de definitie is het grote aantal van 80 (warmtegolven) voldoende om te kunnen concluderen dat een warmte-alarm steeds vaker nodig is.
Ik daag een ieder uit om zelf met de KNMI meetreeks en warmte-definities te experimenteren!

Warmte/hittegolven: vaker en heftiger

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Schuiven naar boven