Bergketens zoals de Alpen vormen een belangrijke barrière voor doorgaande luchtstromingen. In Zwitserland zien we dat terug aan de vele regionale (en lokale) bijzondere winden. De belangrijkste daarvan zijn de Bise, de Föhn en de Joran.
Bise
In een situatie met hogedruk ten noorden van de Alpen en relatief lage druk boven de westelijke Middellandse Zee is de achtergrond NO-O. Deze wind waait ook in het laagland van Zwitserland, zo van St. Gallen via Bern naar Genève. Echter, de stroming wordt tussen de Alpenketen en de Jura gekanaliseerd en versneld, en deze versterkte NO-wind heet de bise. Hoe groter het drukverschil van St. Gallen naar Genève is, hoe meer de NO-O wind versnelt. De hoogste windsnelheden worden gehaald op het meer van Neuchâtel en op de westelijke oever van het meer van Genève.
In de winter is de bise vochtig en koud, vaak hangt er lage bewolking. Soms is het zo koud dat het opstuivende water van de meren op de promenade langs het water bevriest.
In het voorjaar en de zomer is de bise juist droog. Het is dan zonnig en aangenaam, de wind maakt dat het niet heet wordt.
Deze zaterdag is de luchtdrukverdeling ook gunstig voor een (gematigde) bise. Op de windkaart (bron: Windy) zien we duidelijk dat het bij Neuchâtel het hardste waait (windkracht 5).


Föhn
Bij Nederlanders veel bekender is de Föhn. Ja zelfs wanneer er een droge ZO-wind over Eifel/Ardennen waait en die de winterse nevel en mist in Zuid-Limburg oplost noemen we dat föhn.
De echte Föhn kennen we natuurlijk vooral van de wind die de Alpen oversteekt. Dat kan van zuid naar noord (je krijgt dan een Zuidföhn, of van noord naar zuid (Noordföhn).

De Föhn is het best ontwikkeld in situaties met vochtige lucht. Die brengt aan de loefzijde orografisch versterkte neerslag (vaak zware sneeuw boven de sneeuwgrens) en aan de lijzijde droogt de lucht op en wordt zij bij het dalen adiabatisch (1 graad/100m) warmer. Het eindresultaat is zonnig en zeer droog (en warm) weer aan de lijzijde. Individuele bergdalen kanaliseren de föhnwind en zijn berucht voor extra zware windstoten. Bij het binnenvallen van de Föhn kan de temperatuur, of het nu nacht of dag is, binnen een uur 10 graden stijgen. Heel vaak zien we dit verschijnsel in het boven Rijndal bij Liechtenstein.
Föhnwinden komen in alle jaargetijden voor, maar zijn het best ontwikkeld in najaar, winter en voorjaar wanneer de drukverschillen het grootst en de noordelijke/zuidelijke achtergrondstroming het sterkst zijn. Vooral bij de Zuidföhn komen windstoten van 100-140 km/u elk jaar wel een keer voor.
Joran
In Zwitserland is er nóg een bergketen die regionale winden genereert, en dat is de Jura. Hoewel minder hoog dan de Alpen is het toch een echte bergketen, alleen loopt deze meer Noordoost-Zuid. Wanneer nu, bijvoorbeeld na de passage van een koufront, de wind ruimt naar W-NW (dwars op de Jura) en koudere lucht aanvoert, valt die koude lucht als het ware vanaf de Jurakam het Zwitserse laagland in. Deze wind heet Joran. In sommige gevallen splitst de Joran zich in het dal, een deel buigt dan af naar het noorden (richting Bern en Zürich), een ander deel buigt af naar het zuiden en bereikt Lausanne en Genève.
Een plotselinge, kortdurende Joran kan ook optreden wanneer een stevig onweer de Jura overtrekt: de door zware regen afgekoelde lucht stort ook dan naar beneden. Gevaarlijk voor watersporters op het meer van Neuchâtel!
Berg- en dalwinden
Meer lokaal kennen vele dalen een berg- en dalwind regime. Op rustige zonnige dagen stijgt de lucht naar en boven de bergkammen, die lucht wordt vanuit het dal aangevuld. In een langgerekt dal ontwikkelt zich dan een opwaarts gerichte dalwind. In bredere dalen zijn er ook (zwakkere) dalwinden die dwars op het dal de bergketen op waaien.
Vanaf de avond en in de nacht draait dit proces om. Dan waait er juist een wind vanaf de bergen het dal in, de bergwind.
Die lokale winden vermengen zich met de eerder genoemde regionale winden. Heel in het bijzonder zien we dat boven en langs het meer van Genève, hier is het windpatroon van plek tot plek anders. Ook bij andere grote meren, zoals op het Vierwoudstedenmeer, is het windgedrag grillig!
Scirocco, Mistral en Bora
Op grotere, synoptische schaal is er nog een hete woestijnwind, de Sirocco, die de Middellandse Zee oversteekt, vocht toevoegt aan de warmte en dan als vochtig-warme stroming vanuit het zuidoosten op de Alpen botst. Zo’n Sirocco brengt vaak zware regen in Tessin.
De Alpen strekken zich uit naar Oostenrijk en het noorden van Slovenië. En naar de Frans-Italiaanse grens. Natuurlijk zijn daar ook regionale bijzondere winden te vinden, zoals de Mistral (Rhônedal, Frankrijk) en de Bora (Adriatische kust van Kroatië). Het voert te ver om al deze en nog andere regionale winden hier te bespreken!